
Photo by Tapio Haaja on Unsplash
De kort geding rechter van de rechtbank Den Haag heeft 25 april 2025 geoordeeld dat het reclameverbod voor fossiele reclame in Den Haag rechtmatig is en dat het in stand kan blijven. Het is getoetst aan verschillende Nederlandse en Europese rechtsgronden en heeft al die toetsen doorstaan. Het kan daarmee dienen als een mooi voorbeeld voor andere lokale en nationale wetgevers.
De volgende overweging van de voorzieningenrechter geeft de essentie van de zaak treffend weer: ‘Tegenover de algemene gezondheidsbelangen van de burgers staat immers slechts het commerciële belang van de adverteerders. Dat die belangenafweging in het nadeel van de adverteerders is uitgepakt mag dan ook geen verbazing wekken. (…) Het is niet aan de Gemeente zich te onthouden van maatregelen ter bevordering van de gezondheid van haar inwoners om op die manier de toekomstige (financiële) positie van de reisaanbieders te versterken.’
ANVR en TUI vorderden in kort geding dat het reclameverbod buiten werking zou worden gesteld, zodat zij niet beperkt zouden worden in het maken van reclame voor haar vervuilende vliegreizen en cruises. Zij riepen daarvoor verschillende (Nederlandse en Europese) rechtsgronden in, waaronder de vrijheid van meningsuiting uit de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het evenredigheidsbeginsel (dat de voor belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de doelen die met dat besluit worden gediend). De rechter heeft nu geoordeeld dat het reclameverbod in strijd is met geen van de door ANVR en TUI ingeroepen beginselen.
Belangrijke conclusies uit het vonnis zijn:
- Over de bevoegdheid van de gemeente Den Haag:
Het reclameverbod kan een bijdrage leveren aan het beschermen van de gezondheid van haar inwoners en bezoekers en aan het terugdringen van de negatieve effecten van klimaatverandering. Die raken het publieke belang in voldoende mate waardoor de Gemeente daarover regels mag stellen binnen haar gemeentegrenzen.
- Over de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (OHP):
Het reclameverbod beoogt niet om de economische belangen van consumenten te beschermen, maar om de negatieve effecten van klimaatverandering zoveel mogelijk te voorkomen en om de gezondheid van de inwoners en bezoekers van Den Haag te beschermen. Het reclameverbod valt dan ook niet binnen de werkingssfeer van de Richtlijn OHP.
- Over de vrijheid van meningsuiting in artikel 10 EVRM en 11 Handvest:
Het reclameverbod draagt bij aan het legitieme doel van de bescherming van de gezondheid en het beperken van de negatieve gevolgen van klimaatverandering. Het verbod is zowel proportioneel, als subsidiair. Dat laatste ook omdat (de leden van) ANVR en TUI vrij blijven te adverteren voor andere soorten reizen.
- Over het lex certa-beginsel:
Het is voor adverteerders voldoende duidelijk wat onder fossiele reclame valt en welke reclame zij wel of niet mogen maken. Dat daarbij mogelijk incidenteel enige vorm van uitleg nodig is, levert geen strijd op met het lex certa-beginsel. Dit des te meer nu het reclameverbod zich richt tegen professionele partijen, die daar zo nodig deskundig advies over zullen inwinnen.
- Over het evenredigheidsbeginsel:
Het reclameverbod is geschikt en noodzakelijk om bij te dragen aan het beoogde doel van het tegengaan van de negatieve effecten van klimaatverandering ten behoeve van de inwoners en de bezoekers van Den Haag en aan het beschermen van hun gezondheid. Dat belang gaat (natuurlijk) voor de (financiële) belangen van de adverteerders: ‘Tegenover de algemene gezondheidsbelangen van de burgers staat immers slechts het commerciële belang van de adverteerders. Dat die belangenafweging in het nadeel van de adverteerders is uitgepakt mag dan ook geen verbazing wekken. (…) Het is niet aan de Gemeente zich te onthouden van maatregelen ter bevordering van de gezondheid van haar inwoners om op die manier de toekomstige (financiële) positie van de reisaanbieders te versterken’, aldus de rechtbank.
- Over het gelijkheidsbeginsel:
Het in het reclameverbod gemaakte onderscheid tussen verschillende vormen van reclame is gerechtvaardigd. Het is niet noodzakelijk dat een maatregel zoals het reclameverbod leidt tot een alomvattende oplossing van een probleem, maar het is voldoende dat het kan bijdragen aan het bereiken van het beoogde doel.
Reclame Fossielvrij had zich in dit kort geding gevoegd aan de zijde van de gemeente Den Haag, en heeft daarvoor verweer gevoerd tegen de vorderingen van ANVR en TUI (waar op hun beurt D-Reizen en Prijsvrij.nl zich bij hen hadden gevoegd). Reclame Fossielvrij bijgestaan door Benjamin van Werven en Berber Brouwer (Walden Grene) en Tjarda van der Vijver (Advocates for the Future).
Lees het vonnis hier.